Jacques Van Ommen Het verzorgen van een zeeaquarium

24 januari 2017

Verkorte cursus zeeaquarium verzorgen

Filed under: — admin @ 2:30 pm

Van zoet naar zout.

Er zijn mensen die hun zoetwateraquarium willen ombouwen naar een zeewateraquarium. Dat is te doen. Ik wil u aanraden om in dit geval mijn pagina over dat onderwerp eerst goed te lezen. Hier kunt u o.a. veel info vinden m.b.t. het opstarten van een zeewateraquarium. Ook de pagina  “Alternatief zeeaquarium ”  kan voor u interessant zijn.

Wilt u een steenkoralenbak inrichten houd dan rekening met hoge kosten v.w.b. de aanschaf van de benodigde apparatuur, de aanschaf van de steenkoralen en vooral ook de kosten om het aquarium gezond te houden. Steenkoralen stellen meer eisen aan het aquarium en zijn niet altijd te combineren met andere dieren.

Een prima alternatief is m.i. het softkoralenaquarium waarin u ook meer soorten vissen en andere dieren kunt houden, De ( echte )liefhebber zal denk ik kiezen voor het laatste. Minder kosten maar vooral meer verscheidenheid van dieren, denk aan zeesterren, heremietkreeften garnalen, zee-egels enz.

Ook kunt u kiezen voor een vissenbak. De prachtig gekleurde vissen zijn te combineren met veel andere dieren wanneer u er toch nog wat anders bij wil doen.

Wilt u meer info neem dan gerust contact met mij op. Ik wil u graag helpen om met deze prachtige hobby te beginnen.

Algemene info.

Van zoet naar zout

Gezien het feit dat de meeste zeeaquarianen eerst met een zoetwateraquarium zijn begonnen, is het raadzaam om een paar duidelijke verschillen aan te geven.

Zoetwater bevat aanmerkelijk minder zouten dan zeewater, enkele honderden milligrammen in zoet rond de 35 gram per liter in zeewater. Deze hoge zoutconcentratie leidt ertoe dat zeewater zich anders gedraagt dan zoetwater.

Een zoetwateraquarium is meestal een plantenbak met uitzondering van de speciaal aquaria (bijvoorbeeld Malawi en Tangajika). De huidige trend in zeeaquaria is weinig of geen zichtbare wieren. Een zeeaquarium is echter net zo’n plantentuin als een zoetwaterbak, alleen is dit niet altijd zichtbaar. Alle bloemdieren bevatten grote hoeveelheden eencellige algen (zoöxanthellen) zodat het fotosyntheseproces hier ook een grote rol speelt en nog wel een grotere ook, namelijk het in leven houden van hun gastheer.

De waterbeweging speelt in een zeebak een veel grotere rol en is veel sterker dan in een zoetwaterbak.

De belichting is veel sterker en ook de “kleur” van de toegepaste lampen is anders (lichtspectrum). In zoetwateraquaria worden veelal “warme” lampen gebruikt, bij zeeaquaria ligt de nadruk veel meer op het blauwe deel van het licht.

Tussen de toegepaste filtertechnieken is niet altijd even duidelijk verschil, biologische filters worden met name gebruikt bij het houden van cicliden (Tangajika en Malawi). Zeewater laat zich, dankzij zijn fysische eigenschappen, afschuimen; zoetwater daarentegen niet. (Bij sterke vervuiling schuimt zoetwater ook, bijvoorbeeld afvalwater van de aardappelmeelindustrie.)

Bloemdieren die in het aquarium graag geziene gasten zijn worden in zoetwaterbakken niet gewaardeerd (Hydra’s).

In zure zoetwaterbakken – pH < 7 – is de giftigheid van ammonia(k) aanmerkelijk minder en die van nitriet veel groter dan in zeeaquaria (pH > 8).

Doen we bij zoetwaterbakken allerlei moeite om de CO2 in oplossing te houden, bij zeewaterbakken doen we het tegenovergestelde om de pH op de gewenste waarde te houden.

Er zijn nog wel meer verschillen te noemen maar dit gaat het doel van deze infopagina ver te boven.

Voordat we aan een aquarium beginnen is het uiterst zinvol om eerst vast te stellen wat voor een aquarium we willen. Elk type aquarium kent namelijk zijn eigen behoefte aan techniek die nogal uiteenlopend kan zijn en dientengevolge ook het startkapitaal. Grofweg is er een verdeling te maken in twee “soorten” aquaria, te weten:

  • gekoeld (continu); en
  • verwarmd (koelen bij extreem hoge omgevingstemperaturen).

Het gekoeld aquarium

In dit type aquaria houden we dieren die afkomstig zijn uit de Noordzee (temp. 2 – 17 °C), de zee bij Bretagne en Normandië (7 – 18 °C) en de Middellandse Zee (13 – 22 °C).

Gezien het temperatuurtraject gedurende de seizoenen is koeling een vereiste, tevens dienen er voorzieningen getroffen te worden tegen condensvorming op de ruiten (dubbelglas). Koelaggregaten zijn in de handel verkrijgbaar.

Het verwarmde aquarium

Daar de bevolking van dit type aquarium uit de tropische gebieden komt – temperaturen voornamelijk van 24 tot 28 °C – is verwarming in de koele periode van het jaar zeker nodig. Bij hoge omgevingstemperaturen in de zomer kan koeling noodzakelijk zijn. Sommige lagere dieren verdragen temperaturen van meer dan 28 °C op den lange duur niet. De koeling kan heel eenvoudig met een ventilator worden gerealiseerd, ook hierbij geldt weer dat de luchtvochtigheid van de ruimte waar het aquarium staat behoorlijk toe kan nemen.

Is de keus bepaald dan moet worden vastgesteld of het een uitgesproken vissenbak, lagere dierenbak of een mengsel van die twee moet worden. Een vissenbak stelt hogere eisen aan het filtersysteem dan een lagere dieren- of een gezelschapsbak.

Techniek

Wat is er minimaal nodig voor een aquarium. Op de eerste plaats beginnen we natuurlijk met het aquarium zelf. Een gelijmde glazen bak met de minimale afmetingen van 125 x 50 x 50 is goed om mee te beginnen. Er zijn een aantal redenen om niet van deze maat af te wijken (kleiner). Op de eerste plaats hebben we met deze bak een redelijk watervolume, op de tweede plaats is een diepte van 50 cm minder moeilijk bij het inrichten dan een 40 cm bak en te tenslotte is de keus en verkrijgbaarheid van TL-buizen bij deze maat aanmerkelijk groter dan bij bakken die kleiner zijn. Nu zijn er in de handel steeds meer alternatieve verlichtingsartikelen te koop zodat het kleinere zeewateraquarium in opmars is.

Filter  

Bij het filteren van het aquariumwater moet er een onderscheid worden gemaakt tussen:

  • mechanisch filteren (voorfilter): en
  • biologisch filteren.

De mechanische filtering vindt plaats door het aquariumwater door een wattenlaag te leiden waarbij alle zwevende stoffen worden verwijderd, regelmatig schoonmaken en of vervangen is noodzakelijk (min. 2 x per week). Zo’n voorfilter is eenvoudig in de overloop van het aquarium te situeren. Na deze mechanische filtratie komt het water in het biologisch filter, waar de opgeloste stoffen in dit water worden afgebroken tot relatief onschadelijke verbindingen. Het biologisch filter kan bestaan uit één van de volgende systemen:

  • nat filter;
  • droog filter; en
  • droog/nat filter.
  • wieren/algen filter.
  • VOF

Een droog/nat filter kan natuurlijk op verschillende manieren geconstrueerd en gesitueerd zijn. Het droge deel van het filter bevat geen kalk maar bv watten en/of filtermatten en levert daardoor geen bijdrage aan de instandhouding van de Karbonaat Hardheid.

Het natfilter kan gevuld zijn met één van de volgende materialen:

  • grof koraalzand (kalkhoudend);
  • oestergrit (kalkhoudend); of
  • keramiekpijpjes,

waarbij de voorkeur uitgaat naar kalkhoudend materiaal. Kunststof vullichamen kunnen zeker ook dienen als substraat voor de bacteriën maar dragen verder niets bij aan de waterkwaliteit, bovendien zijn ze vrij duur in aanschaf, niet aan te raden dus. Het filtermateriaal moet ook aan bepaalde afmetingen voldoen en in een niet te dikke laag – het mag onder in het filter niet zwart (zuurstofloos) worden – worden gebruikt.

De afmetingen van het filter zelf (oppervlak filtervakken) moet wel in verhouding zijn met het aquarium wat er boven staat. Nemen we als voorbeeld het 300 liter aquarium waarvan we zijn uitgegaan dan zal een natfilter met 4 vakken – vuilwatervak, 2 vakken met substraat, schoonwatervak – waarvan de substraatvakken een oppervlak hebben van ca. 30 cm x 40 cm gecombineerd met een 1200 liter pomp zeker voldoen. Dit is gebaseerd op een netto rendement van de gebruikte opvoerpomp van ca. 600 tot 700 l/h. Te lange verblijftijden echter kunnen leiden tot ongewenste zuurstofarme condities.

Wierenfilter

Het wierenfilter ontrekt nitraat en fosfaat aan het aquarium en voegt positieve elementen toe.

Bij mijn klanten heb ik aquaria geplaatst die gebruik maken van een wierenfilter in combinatie met een bio-natfilter in de vorm van een Eheimpot gevuld met Siporax. VOF.

Deze aquaria functioneren prima mits u niet te veel gevoelige dieren plaatst. (Zie onderwerp Alternatief aquarium)

Deze wierenfilters kunt u bv bouwen in de lichtkap in de vorm van een glazen goot die u achter in de lichtkap plaatst. De zijverlichting werkt prima om de wieren te laten groeien. Zorg wel voor een goede doorstroming. U kunt bv de uitstromer van het biofilter hier op aansluiten als die stroming tenminste voldoende sterk is. U oogst regelmatig de wieren en zodoende verwijdert u het nitraat en fosfaat dat is opgenomen door de wieren.

Afschuimer

Dit hulpmiddel heeft voor een groot deel de voorgaande filters vervangen.

Een heel nuttig hulpmiddel bij het zuiveren van het aquariumwater is de eiwitafschuimer en liefst één die werkt volgens het tegenstroomprincipe. Dit apparaat zorgt ervoor dat een zekere hoeveelheid afvalstoffen c.q. eiwitten voortijdig uit het aquariumwater wordt verwijderd en dientengevolge het filter niet belast. Tevens zorgt dit apparaat ervoor dat de nodige zuurstof in het water wordt gebracht en ’s nachts het een en ander aan CO2 wordt verwijderd. Het water blijft dus in evenwicht met de atmosfeer!!! Een vraag is of dit type filter niet ook nuttige bestanddelen uit het aquarium verwijdert.

Belangrijk is dat de afschuimer voor het filter wordt geplaatst, dit om het biofilter te ontlasten.

Waterbeweging

De noodzakelijke waterbeweging in het aquarium mag niet alleen worden verzorgd door de retourpomp van het filter, hier zijn nog minimaal 2 extra pompen voor nodig die voldoende capaciteit hebben om de dieren in een op en neer gaande stroming te kunnen laten leven. Sommige energiezuinige circulatiepompen hebben een te laag vermogen.Vastzittende lagere dieren, koralen, anemonen enz. hebben waterbeweging nodig om hun afvalstoffen te verwijderen en voeding te kunnen opnemen.

Nog een  hulpmiddel bij het in stand houden van een goede waterkwaliteit is actieve kool. Wil je daar 100% rendement van hebben dan is het noodzakelijk om het water er enigszins geforceerd dóór en er niet omheen te laten lopen. Een buidel of zak gevuld met kool en geplaatst in een filtervak werkt minder goed. De beste opstelling verkrijg je door het behandelde water van de afschuimer via de actieve kool direct in het aquarium te laten lopen en dus niet andersom. Een filterpot kan bij het filteren over actieve kool ook goede diensten bewijzen. Voordat de kool in het filter gedaan wordt even ‘de kook’ erover.

Verlichting

Alle vastzittende lagere dieren die makkelijk ‘houdbaar’ zijn in een aquarium hebben voldoende licht nodig. We kunnen hieraan voldoen door boven een aquarium van 50 cm diep en 50 cm hoog zoveel mogelijk TL-buizen te plaatsen waarbij de TL5 de voorkeur heeft vanwege de hoge lichtopbrengst en dunne buisvorm.. Deze buizen worden vanzelfsprekend in spatwaterdichte houders gemonteerd. Over de kleur van de lampen en welke types wordt veel gediscussieerd, de handel biedt soms lampen aan die het antwoord zouden zijn op sommige problemen terwijl dat in de praktijk vaak anders is. Goede ervaringen zijn er met zogenaamde koele daglichtlampen met een kleurtemperatuur van 10.000 K of hoger, gecombineerd met 1 of meerdere echte blauwe lampen (OSRAM 67, Philips 18). Ook aquaria met als verlichting de oude TL-buis 10.000K AQUARELLE van Philips doen het uitstekend. Generaliserend over licht kun je stellen: veel en ‘koel’ = hoge K (weinig rood = géén ‘warme’ lampen). Een voordel van TL-lampen is het combineren van lichtkleuren (Spectrum) Een andere mogelijkheid van verlichting is het gebruik van HQI lampen. Deze lampen zijn vrij duur in de aanschaf en bij gebruik hiervan is het noodzakelijk het één en ander van vastzittende lagere dieren af te weten. Niet elke soort is namelijk goed houdbaar onder HQI en de plaatsing van het dier in de bak speelt ook nog een grote rol. Er komen ook nog andere technische aspecten bij kijken, zoals hoe overwin ik het probleem van de warmteontwikkeling. Deze lampen zijn in hogere wattages te verkrijgen. De meest gebruikte wattages zijn 70 watt t/m 250 watt per lamp. Minder keuze in lichtkleuren, maar in combinatie met TL-verlichting zijn prima en prachtige resultaten verkrijgbaar.

Al met al een lamp die wel met enige voorzichtigheid en de nodige ervaring gehanteerd dient te worden en …. met TL-verlichting zijn ook heel goede resultaten te verkrijgen.

De opvolger van de tl 18 buis de T5 wordt nu veel gebruikt i.p.v. de oude dikke buis. T5 aquariumverlichting is er in alle maten en lichtkleuren. Ook de ledverlichting is in opkomst en heeft in veel gevallen de hiervoor genoemde verlichting vervangen. Houd er wel rekening mee dat de aanschaf van ledverlichting een zeer dure aangelegenheid is. Nu anno 2022 is de tl  verlichting achterhaald en de ledverlichting is nu het betere alternatief. Goedkoper en duurzamer. Kan zelfs computergestuurd worden om verschillende lichtkleuren en intensiteit te regelen.

Elektriciteit rond het aquarium en veiligheid

Water en elektriciteit gaan niet zo goed samen met elkaar, zeker als er zout in het water is opgelost, zodat de geleidbaarheid hoger wordt. Vaak zie je toch dat de elektra een ondergeschoven kindje is, terwijl hier toch een hoge mate van veiligheid noodzakelijk is. Daar de elektra een basisvoorwaarde voor ieder aquarium is, hoort dit onderwerp dan ook in deze info-pagina thuis.

Doordat pompen, verlichting, verwarming, e.d. allemaal op elektriciteit werken, staat of valt het hele aquarium houden met deze voorziening.

Het simpelste is om alle stopcontacten, schakelklokken, voorschakelapparaten op een plaat te monteren. Tijdens de bouw van het aquarium kan men dit gemakkelijk voor zich neerleggen zodat het werken hieraan overzichtelijker wordt. Houd nu al rekening met eventuele uitbreidingen later, dus wees niet zuinig met extra stopcontacten. Bedenkt hierbij wel dat een groep die 16 A afgezekerd is, maximaal 3200 Watt kan leveren. Zeker mensen met een groot aquarium dienen hier rekening mee te houden. Tel daarom alle wattages van pompen, verlichting en ook de verwarming bij elkaar op. Bedenk hierbij wel dat de groep waar dit alles op is aangesloten meerdere verbruikers kent, bijvoorbeeld de verlichting van de huiskamer waar het aquarium staat.

Het liefst, indien mogelijk, een aparte groep voor het aquarium.

Tevens moet u er rekening mee houden dat als er op een TL-buis, bv. 36 Watt staat deze toch minstens 45 Watt op zal nemen. De buis zal 36 Watt opnemen, maar houd na een paar branduren je hand maar eens vlakbij het voorschakelapparaat. Juist, daar zit de rest. Houd met deze warmteontwikkeling rekening bij het monteren van de voorschakelapparaten. Moertjes of afstandsbusjes tussen het apparaat en de plaat creëren een speet waardoor de warmteafvoer wat beter is verzorgd. Bij een slecht werkende TL-buis kan de warmteontwikkeling zo groot zijn dat het ontstaan van brand tot de mogelijkheden hoort.

Na de algehele montage op het bord kan het in zijn geheel verticaal en niet horizontaal geplaatst worden het liefst op een rail, dit hoeft per definitie niet onder het aquarium te zijn. Hierbij kan het geheel naar voren worden getrokken bij het zoeken naar storingen, uitbreidingen of het in- en verstellen van tijdklokken. Houd hier wel rekening met voldoende speling op de draden.

 In de lichtkap hoort geen enkele elektra thuis, geen starters, voorschakelapparaten en zeker geen stopcontacten. Het is hiervoor veel te vochtig. Er zijn zelfs hobbyisten die het presteren om met misplaatste trots voorschakelapparaten waterdicht afgesloten in het filter te laten zien om zo de warmte te gebruiken. Dit is verkeerde zuinigheid, levensgevaarlijk en dus absoluut verwerpelijk.

Een methode om te controleren of ’s-nachts de stroom niet uitvalt is het gebruik van een toetertje. Onze slaapkamer zit op dezelfde groep als het aquarium. Op de slaapkamer ligt een doosje met daarin een 220 V relais, een batterij en een toetertje. Het relais is verbonden met het stopcontact en wordt dus aangetrokken. Mocht nu de spanning wegvallen, dan valt het relais af en wordt de verbinding tussen batterij en toeter gemaakt, die een hoogst irritant geluid maakt, waar je dus echt wel wakker van wordt. Tijdens vakanties ligt het doosje via een kabel bij de buren die zodoende als zij thuis zijn of komen, kunnen horen of het aquarium spanning heeft. Mocht dit niet het geval zijn dan ligt er een briefje klaar van iemand van de vereniging die weet wat hij moet doen.

De meest nieuwere huisinstallaties zijn uitgerust met een aardlekschakelaar. Zo’n aardlekautomaat kijkt voortdurend naar de stroom tussen fase en nul, wat erin gaat moet er ook uit komen, simpel gesteld. Indien dit verschil groter wordt dan 30 mA zal de automaat direct de stroomtoevoer afsluiten. Wat betekent dit in de praktijk? Stel het glas van je verwarmingselement is stuk, dus het aquarium staat onder spanning en wel 220 volt. Alles wat in het aquarium zit merkt hier niets van, het maakt immers geen aarde, er is dus geen potentiaal verschil en er gaat geen stroom lopen. Tot het moment dat jij de vissen gaat voeren en je hand in het water steekt, een elektrische schok is onvermijdelijk. De aardlekschakelaar ziet een verschil tussen fase en nul van 30 mA (niet dodelijk) en zal de stroom uitschakelen. Verstandig is het om een aardlekschakelaar op het elektrabord op te nemen zodat als er kortsluiting optreedt in het aquarium, alleen dit stil valt en niet ook de rest van het huis. Houd hiermee ook rekening met de constructie van de overloop in het aquarium, zodat als de opvoerpompen stilvallen dit wel opgevangen kan worden door het filter en het filter niet overloopt.

Een andere zeer veilig methode, is het gebruik van een scheidingstrafo. Deze is eigenlijk o.a. ontwikkeld voor medische toepassingen. De voeding van het aquarium wordt aangesloten op de secundaire kant van de trafo. De primaire aansluiting komt in een stopcontact.

Met betrekking tot het verwarmen van het aquarium kan beter voor een laagspanningsverwarming worden gekozen.

De vier onderwerpen: aquarium, filter; verlichting; en elektriciteit zijn hiermee voldoende behandeld om te kunnen voldoen aan de basiseisen voor het in stand houden van een zeeaquarium. De hierna volgende zaken zijn niet beslist noodzakelijk en sommige zijn gewoon af te raden en worden daarom niet uitvoering behandelt, doch het bestaan ervan wordt aangeven.

Denitrificatiefilter (D.N.F.)

Dit is een gesloten filtersysteem waarin zuurstofarme omstandigheden heersen. Zo’n filtersysteem is bevolkt met bacteriën die onder deze omstandigheden organische stoffen (b.v. melksuiker, alcohol) kunnen afbreken waarbij zij nitraten gebruiken om te voorzien in hun zuurstofbehoefte. Het gevolg is dat de nitraten worden omgezet in stikstofgas en op deze manier het water verlaten. Met dergelijke filters kan er ook het nodige mis gaan, waardoor er zeer schadelijke stoffen in het aquariumfilter terecht kunnen komen. Dus geen filtersysteem om direct mee te beginnen. Als er weinig nitraat in het water aanwezig is, is het middel misschien wel erger dan de kwaal. De omzetting van nitraat vindt vaak ook al in het aquarium plaats of in het wierenfilter zodat er helemaal geen behoefte aan zo’n filter is.

Kalkreactor

Indien hij goed werkt kan hij een positieve invloed op de waterkwaliteit hebben (stijging van de KH en calciumgehalte). Hierbij is enig fingerspitzengefühl en inzicht wat er in zo’n reactor gebeurt noodzakelijk. Dus ook niet iets voor de beginner om direct mee te starten.

Zuurstofreactor

Onzin, de werking hiervan is alleen maar theoretisch. Een eiwitafschuimer brengt net zo veel zuurstof in het water.

Ozonisator

Gevaarlijk, zeker wanneer hij verkeerd wordt gebruikt. De meeste apparaten werken ook niet zo goed omdat niet aan alle randvoorwaarden wordt voldaan. Ozon is giftig!, niet alleen voor de dieren in de bak maar ook voor de huisgenoten rondom de bak. Op het moment dat ozon wordt geroken is een gevaarlijke hoeveelheid aanwezig.

TUV lampen (UV sterilisatoren)

Er zijn de nodige apparaten in de handel. Over de werking ervan is het nodige te zeggen. Een lamp met een behoorlijk wattage is nodig om enige invloed op de waterkwaliteit te hebben. Bij uitgesproken vissenbakken – dus zonder lagere dieren – en kweekbakken kunnen ze enig nut hebben bv ter bestrijding van ziekten.. Ook hier; alleen maar toepassen als er de nodige achtergrondkennis is.

Matweriaalkeuze

Maak zo min mogelijk gebruik van slangen, ook als ze verkocht worden voor aquariumtoepassingen. De meeste flexibele slangen – m.u.v. siliconenrubber – bevatten een weekmaker die zorgt voor deze buigzaamheid. Deze weekmaker verdwijnt langzaam en komt, zeker indien de slang met water in contact komt, in het aquariummilieu terecht. Gebruik zoveel mogelijk harde kunststof pijp, bijvoorbeeld hard PVC dat een KIWA keur heeft, alleen voor aansluitingen van pompen kan men gebruik maken van kleine stukjes slang. Beter is het gebruik te maken van siliconenrubber, dit heeft echter het nadeel dat het mechanisch veel minder sterk is. Het blijft echter flexibel.

Het onderstel van het aquarium kan van metaal zijn, dit dient echter zeer goed tegen corrosie (roestvorming) beschermd te zijn. Een goede coating is een must. Zeewater is zeer agressief en kan zelfs op sommige RVS materialen roest vormen. Een andere mogelijkheid is het gebruik van hout, let er hierbij wel op om de juiste zwaarte te gebruiken. 2 x 3 inch balkjes lijken misschien wat overdreven maar voldoen in de praktijk goed. Hier is het echter ook noodzakelijk om het hout tegen rotten te beschermen. In de kast waar het filter staat, vaak is dit tevens het onderstel van het aquarium, heerst een hoge luchtvochtigheid die funest is voor onbehandeld hout. Metalen die in contact komen met het zeewater moeten absoluut zeewaterbestendig zijn (Titaan), sommige merken pompen hebben asjes die op den duur toch roestvorming vertonen. (Sacem e.d.)

Messing en koper mogen absoluut niet met het zeewater in contact komen of er boven hangen daar ze reeds bij zee lage concentraties er voor zorgen dat met name de lagere dieren in de bak om zeep worden geholpen. Dus dit materiaal is absoluut taboe.

Zeewater voor het zeeaquarium

Bij het bepalen van de keus of we gebruik maken van kunstmatig of natuurlijk zeewater spelen een aantal factoren een rol.

Eerst het kustmatig zeewater, dit is voor de meeste mensen de eenvoudigste oplossing, behalve voor degenen die bijvoorbeeld dicht bij de Oosterschelde wonen. Kunstmatig zeewater wordt bereid door een zekere hoeveelheid “zeezout” in het daarvoor benodigde aantal liters water op te lossen. Er zijn diverse merken zeezout waarvan het één misschien wat beter oplost dan de ander, maar kwalitatief zijn er niet echt slechte merken. Indien er een extra hoeveelheid calcium aan is toegevoegd, moet dit op de verpakking staan. Ondanks het feit dat sommige fabrikanten beweren dat het zeewater goed is als alles is opgelost, is het toch aan te raden het verse zeewater eerst 24 uur te beluchten en op temperatuur te brengen.

In sommige gebieden van Nederland kan het uitgangswater (kraanwater) minder geschikt zijn voor de bereiding van zeewater. Om dit te kunnen beoordelen is een wateranalyserapport nodig van het drinkwaterleidingbedrijf die het water levert. Voor de leek is het dan nog moeilijk om een oordeel te vellen, enige hulp van iemand met kennis van zaken heeft is onontbeerlijk. (primair verenigingsactiviteit??) We kunnen dan twee dingen doen, gebruik maken van natuurlijk zeewater of het uitgangswater gaan behandelen, daarover later meer.

Natuurlijk zeewater – mits men er eenvoudig aan kan komen – heeft een aantal voordelen boven kunstmatig zeewater. Doktersvissen bijvoorbeeld, hebben in natuurlijk zeewater een dikkere slijmhuid en zijn daardoor minder gevoelig voor parasieten. Op het juiste moment genomen heeft het een redelijk constante samenstelling. He juiste moment is de kentering tussen vloed en eb, dus als het water op z’n hoogst staat. De dichtheid van het water bedraagt dan ca. 1,019 (controle met areometer). Volgens de hobbyisten die regelmatig zeewater halen is de Oosterschelde de meest geschikte plek. Het seizoen heeft een grote invloed op de kwaliteit van het zeewater, bij relatief hoge temperaturen – vooral ’s zomers – kan het water vervuild zijn met bepaalde micro-organismen die schade kunnen aanbrengen in de bak. Daarom is de winter en het vroege voorjaar het meest geschikt. Het water is dan nog koud en de kans op schadelijke micro-organismen is dan aanmerkelijk kleiner.

Voor het bereiden van kunstmatig zeewater – dat in een kunststof vat of glazen bak wordt aangemaakt – gebruiken we in eerste instantie gewoon kraanwater. Bij sommige drinkwaterleidingbedrijven wordt gebruik gemaakt van oppervlaktewater (Biesbosch bijvoorbeeld). Om dit water kiemvrij te krijgen (geen bacteriën in het drinkwater) wordt er chloor aan toegevoegd. Er kan dus nog wat rest-chloor in het water aanwezig zijn. Deze minimale hoeveelheden kunnen we verwijderen door het water te beluchten. In die delen van het land waar bronwater wordt gebruikt, is het toevoegen van chloor niet nodig en gebeurt dit alleen als er sprake is van besmetting of indien er een nieuw stuk leiding in gebruik wordt genomen. Is het water “slecht” dan is een behandeling met actieve kool de meest eenvoudige manier om de kwaliteit te verbeteren. Een filterpot gevuld met actieve kool en fijn schelpengrit kan hier goede diensten bewijzen. Bevat kraanwater relatief veel nitraat (> 25 mg/l), silicaat (= kiezelzuur > 10 mg/l) en fosfaat (> 0,05 mg/l) dan kan het zinvol zijn het water te ontzouten (demineraliseren). Voor deze behandeling hebben we de keus uit twee mogelijkheden:

Kationen- en anionenpatroon (ionenwisselaar)

Deze techniek produceert water dat nagenoeg schoon is in die zin dat alle “zouten”- waaronder nitraten, fosfaten en kiezelzuur – uit het water verwijderd. De goede werking van zo’n ionenwisselaar kan worden vastgesteld door het uitvoeren van een zgn. geleidsbaarheidsmeting. Het doorsnee kraanwater heeft een geleidbaarheid van zo’n 250 µS/cm, een goede kwaliteit demiwater ≈ 5µS/cm. Alle zouten (mineralen) die uit het water worden verwijderd, worden op de ionenwisselaar vastgehouden. Alle organische stoffen zoals bijvoorbeeld pesticiden e.d. maar ten dele. Het is daarom aan te raden om het water na de ionenwisselaar nogmaals over actieve kool te leiden. Zo’n ionenuitwisselaar heeft niet het eeuwige leven en is op een gegeven moment verzadigd met zouten en werkt daardoor niet meer. De hars moet dan worden geregenereerd, hetgeen een karweitje is, waarbij enige kennis van zaken onontbeerlijk is.

Deze waterbehandeling is in de meeste gevallen niet nodig.

Omgekeerde osmose apparaat

Deze apparaten verwijderen ca. 95 % van alle zouten (mineralen) en nagenoeg alle organische verbindingen voor meer dan 90 %. Het water dat wordt geproduceerd is altijd goed van kwaliteit, dit kan van een ionenwisselaar niet gezegd worden. Dit systeem heeft echter één nadeel; de wat eenvoudiger apparaten produceren weinig water – echter genoeg voor ons aquariumgebruik – en veel (drink)water verdwijnt in de afvoer. Afhankelijk van de drinkwaterkwaliteit gaat een omgekeerde osmose membraan (dit is een essentieel onderdeel van het apparaat) zo’n drie jaar mee en moet daarna worden vervangen. Gelukkig is de drinkwaterkwaliteit op de meeste plaatsen (nog) zo goed dat men het zo kan gebruiken of alleen met de actieve kool en schelpengrit hoeft te behandelen. Dus niet meteen investeren in de toch wel dure apparaten, maar eerst informeren bij de drinkwaterleidingbedrijf waar men het water van betrekt.

Metingen

Om enig inzicht in de zeewaterkwaliteit te hebben, kunnen (moeten) we een aantal metingen uit (laten) voeren. Op de eerste plaats komt hiervoor het zoutgehalte in aanmerking.

Zoutgehalte

Voor het vaststellen van het zoutgehalte zijn er diverse areometers (dichtheidmeters ‘dobber’) en andere meters in de handel. De areometers zijn in het algemeen bij een bepaalde temperatuur geijkt en moeten voor de temperatuur op het moment van de meting worden gecorrigeerd. Dit kan aan de hand van tabellen die in een beetje aquariumboek staan vermeld. Op een areometer lees je een dichtheid af die met een zeker zoutgehalte correspondeert. Een dichtheid van 1.022 bij 25 °C is goed en correspondeert met een zoutgehalte van ca. 34 g/l. Een ander type “zoutmeter” werkt volgens het principe van een accuzuurmeter. Deze geeft min of meer onafhankelijk van de temperatuur een “dichtheid”aan. Deze “dichtheid”is niet bruikbaar om via een tabel het zoutgehalte op te zoeken, je kunt dus niet bij benadering uitrekenen hoeveel zout er bij een te laag gehalte moet worden toegevoegd. Dit moet proefondervindelijk worden vastgesteld door zout in porties toe te voegen en na elke toevoeging de meter af te lezen totdat deze een “dichtheid”van ca. 1,022 aangeeft.

Het aanvullen van het verdampte water gebeurt natuurlijk met gewoon zoetwater. De zouten blijven bij verdamping achter en aanvullen met zeewater zou tot gevolg hebben dat het zoutgehalte zou stijgen. Bij een te laag zoutgehalte kunnen we hier natuurlijk gebruik van maken door aan te vullen met zeewater. Blijf het zoutgehalte wel controleren.

Temperatuur

Dit is natuurlijk ook een belangrijke meting, er zijn de nodige thermometers in de handel verkrijgbaar. Wat bij de “zoutmeters”geldt, geldt ook bij de thermometers. Vergelijk de meters eens met die van een collega aquariaan. De afwijkingen kunnen zo groot zijn dat deze desastreus voor de bevolking van de bak kunnen zijn. Controle met behulp van smeltend ijs (0 °C) is ook een goede oplossing, een stickertje met de afwijking er op en klaar is kees.

pH of zuurgraad

Zeewater heeft een pH die gemiddeld voor open water dus niet vlak onder de kust – 8,2 bedraagt. Een regelmatige meting van de pH is geen overbodige luxe. Dit kun je laten doen bij een goede winkelier of bij een verenging. Je kunt het ook zelf doen, er zijn hiervoor testsetjes in de handel die een bepaalde kleuring geven die overeenkomt met een pH-waarde. Deze meting is niet zo nauwkeurig en tamelijk subjectief. Tegenwoordig kun je voor niet al te veel geld een elektronische pH-meter kopen. Dit model heeft een redelijk goede werking maar dient regelmatig te worden gecontroleerd en bijgesteld (ijkvloeistoffen). Een meting die een pH aangeeft die ver buiten het gebied van 7,8 – 8,5 ligt is verdacht, er kunnen n.l. twee dingen aan de hand zijn:

  • de pH-meter is defect t.g.v. het relatief hoge zoutgehalte (dicht zitten van het meetgedeeltje door kristalvorming;
  • de Ph-meter is met de verkeerde/verouderde ijkvloeistoffen gecontroleerd.

De pH varieert met het dag- en nachtritme wat we met behulp van schakelklokken hebben gemaakt. Voordat het licht aangaat is hij in het algemeen laag (< 8) en aan het eind van de belichtingsperiode wat hoger (> 8).

Wanneer een elektronische pH-meter wisselende waarden aangeeft heeft u last van een lekstroom en moet u het aquariumwater in een apart bakje meten.

Carbonaathardheid of KH

De KH van het zeewater ligt tussen de 5 en 8 °DH en zegt iets over het bufferend vermogen, dit is het vermogen om stoffen te neutraliseren die een negatieve invloed op de pH kunnen hebben. Zakt de KH beneden de 5 dan kan deze wat opgevoerd worden met “KH plus” o.i.d.

Nitriet

Deze stof wordt nogal eens met nitraat verwisseld. Nitriet is echter vele malen giftiger dan nitraat en moeten we absoluut niet in de bak hebben. Bij het opstarten van een bak vind je altijd nitriet, dat na verloop van tijd weer verdwijnt. Het is een goede graadmeter om te zien of er weer een stuk levend steen bij kan. Vers levend steen geeft in een verse bak altijd een nitrietpiek te zien. Een bak die enige tijd draait – ca. drie maanden – mag geen nitriet bevatten. Deze meting is zeker in de beginfase van een aquarium een nuttige meting en er komt natuurlijk geen levende have in de bak als er nitriet aanwezig is.

Nitraat

Dit is een product waar nitriet in wordt omgezet en is aanmerkelijk minder giftig. Het nitraatgehalte moet zo laag mogelijk zijn. Hoge concentraties (50 mg/l of meer) zijn op de lange duur schadelijk voor lagere dieren. Vissen kunnen heel wat hebben en het is meestal ook een kwestie van gewenning. Het nitraatgehalte wordt namelijk langzaam opgebouwd. Een klein aantal vissen spaarzaam voederen en regelmatig water verversen zorgen ervoor dat het nitraatgehalte enigszins in de hand gehouden kan worden. Bij eventuele hoge gehaltes kan een denitrificatiefilter uitkomst bieden.

Calcium

Ook hier zijn tegenwoordig betrouwbare meetsetjes voor te koop.

Inrichten van het aquarium

Als we hier praten over inrichting dan hebben we het niet over het esthetische aspect want dat is een kwestie van smaak. Het gaat hierbij om de te gebruiken materialen met de eventuele voor- en nadelen.

Levend steen

Dit materiaal wordt in de landen van herkomst uit de zee gehaald en bestaat voornamelijk uit afgestorven koralen (skeletdelen) aan elkaar gekoekt door kalkalgen en andere verkalkende materialen. In sommige exporterende landen wordt dit materiaal onder andere gebruikt bij de aanleg van kademuren en wegen, op een gelijke manier zoals wij puin hergebruiken. De omschrijving “levend” steen komt vanwege het feit dat dit materiaal allerlei levende organismen bevat, waaronder heel nuttige micro-organismen die voor een goede en gezonde bacterieflora in de bak en het filter zorg dragen.

Een goede kwaliteit steen laat zich typeren door wiergroei – rode kalkwieren en/of groen wieren zonder vastzittende lagere dieren zoals poliepen en kokerwormpjes. Het steen mag niet extreem stinken (rotte eieren) want dan brengt het meer slechte dan goede zaken in de bak.

Het inbrengen van levend steen in het aquarium kan beter in kleine hoeveelheden gebeuren. Ook is het van belang tussen het inbrengen van porties enige weken geduld te hebben, de microflora in de bak krijgt dan de gelegenheid zich enigszins op de veranderende omstandigheden in te stellen. Het gefaseerd inbrengen van steen zal ook de zogenaamde “nitrietpiek” enigszins in de hand houden. Dode materialen – vooral sponzen – moeten van de steen worden verwijderd daar deze zeer belastend voor het aquarium milieu zijn.

Met het inbrengen van levend steen kunnen er ook een aantal ongewenste dieren meekomen. Krabben en borstelwormen zijn nuttige opruimers maar in een later stadium niet altijd even vriendelijk voor de (lagere) dierenbestand. Een grondige inspectie is zeer op zijn plaats, de stukken steen eerst in een apart bakje met zeewater plaatsen kan hierbij goede diensten bewijzen (’s-nachts kijken).

Samenvattend: levend steen heeft veel positieve effecten maar kan ook schadelijke organismen (schadelijk op langere termijn) in de bak brengen. De aanschafprijs ligt rond de 20 euro per kilo. Hoe de beschikbaarheid in de toekomst zal zijn is nog een vraag. Uit oogpunt van natuurbehoud ben ik geen voorstander van het gebruik hiervan. Het is ook niet nodig. Zie de pagina Levend steen versus dood steen.

Het is niet noodzakelijk het gehele aquarium vol te bouwen met levend steen. U kunt ook het zg vulsteen gebruiken aangevuld met enkele stukken levend steen. Vulsteen zijn voornamelijk gebruikte stukken levend steen die uit een aquarium komen. Ook zijn er tegenwoordig prachtige nagemaakte rifstenen te koop. Bij het gebruik van dood steen wel enten.

Dolomiet (“yoegosteen”)

Dit sterk kalkhoudend gesteente kan ook als decoratiemateriaal worden gebruikt, het mist alleen de eigenschappen van levend steen dat het de nodige (micro)organismen in de bak brengt. Het duurt ook langer voordat de bak is “uitgerijpt”. Op de lange duur zal ook dit materiaal overgroeid raken met kalkroodwieren en andere organismen, het heeft gewoon meer tijd nodig dan levend steen.

De versnelling van het biologische rijpingsproces van de bak dat door levend steen wordt veroorzaakt kunnen we min of ook bewerkstelligen door de bak met water uit zee of uit een goed draaiende bak te enten of door wat filtermateriaal – substraat/filterwatten – in de bak te brengen.

Fossiel koraal

Hieronder verstaan we kalkskeletten van koraal dat in het verre verleden de zeeën bewoonde. Het wordt gevonden op plaatsen die nu helemaal niet meer aan een zee doen denken. Gezien het feit dat het ook kalkhoudend materiaal is, is het voor ons doel goed bruikbaar. Het moet wel redelijk vast van structuur zijn, zodat het niet op den duur uiteen valt. In zuid Limburg komt men op sommige plaatsen dit materiaal ook tegen, maar dit is vaak te bros en valt snel uiteen.

Dood koraal

Allereerst wordt ten strengste afgeraden dood koraal te kopen. Het doet grote afbreuk aan het milieu (zie tevens toegevoegde wetgeving op dit gebied). Met dood koraal worden de in de zon gedroogde en gebleekte koraalskeletten bedoeld, die we 20 jaar geleden in de zeewaterhobby veelvuldig tegenkwamen. Met de aanschaf van deze skeletten bezorgden en bezorgen we de hobby een heel negatief imago.

Lavasteen

Dit materiaal dat veel poreuzer is dan Dolomiet is niet altijd even geschikt als toepassing in zeewateraquaria. De herkomst van het materiaal speelt hierbij een grote rol, soms bevat het relatief veel mineralen die tengevolge van uitloging in het aquariummilieu terecht kunnen komen en in sommige gevallen een negatieve invloed op de bak kunnen hebben. Lavasteen bevat bovendien geen kalk en komt daarom eigenlijk al niet in aanmerking.

Grottenkeramiek

Dit keramisch materiaal is, hoewel het geen kalk bevat, bij uitstek geschikt om te zagen en met een weinig siliconenkit op bijvoorbeeld de zijruiten te plakken. In Duitsland nog steeds veel toegepast, in Nederland soms wat moeilijk verkrijgbaar.

Bij het opbouwen van het decoratiemateriaal, of het nu “levend” steen of dood materiaal betreft kunnen we gebruik maken van glazen tafeltjes. Hiervoor nemen we glas van minimaal 10 mm dik. De afmetingen kunnen we zelf bepalen, natuurlijk wel in verhouding met ons aquarium. Op deze tafels, niet te hoog en te smal anders worden ze topzwaar en vallen om – kunnen we nu het decoratiemateriaal plaatsen. Deze constructie geeft de volgende voordelen:

  • er blijft altijd (zwem)ruimte achter de stenen;
  • ophoping van vuil komt op deze manier minder snel voor; en
  • de decoratie heeft eerder het gewenste volume bereikt.

Het opstarten van het aquarium

Nu we van alles een beetje hebben opgestoken, kunnen we als alle plannen zijn uitgewerkt, aan het werk. 

  • Plaatsen van het aquarium en zorgen dat het technisch gedeelte functioneert.
  • Het filter vullen met massa.
  • Het aquarium vullen met (zee)water en letten op het zoutgehalte. Maak gebruik van een areometer.
  • Na enkele dagen het aquarium gaan enten. Dit kan met water uit zee of uit een goed draaiend aquarium/filter of een hoeveelheid levend steen. Dit enten dient ervoor te zorgen dat de goede bacterie-soorten aanwezig zullen zijn.
    In de meeste gevallen zal na enkele dagen het nitrietgehalte oplopen. Na 10 – 14 dagen zal je zien dat het nitrietgehalte weer zakt.
  • Nu proberen wat wieren in het aquarium te brengen. Mocht dit gaan “bloeien” dan is er niets aan de hand. Gewoon opnieuw proberen tot het wel gaat groeien.
  • Na enkele dagen of weken begint meestal een periode waarin de bak er bij het gebruik van levend steen nogal smerig uit gaat zien. Alle mogelijke vormen van, vooral bruine, algen gaan woekeren.
    Geen paniek, deze situatie gaat vanzelf over. Bij een te dikke laag, zo nu en dan los wapperen en afzuigen, om te voorkomen dat de onderlaag te veel verstikt.
    “Vers” levend steen kan in het begin gaan stinken, wanneer je teveel steen tegelijk in het aquarium brengt.
  • Na ongeveer 5 -6 weken zal het aquarium als alles goed gaat er fris uit gaan zien. Wieren beginnen te groeien en op het levend steen zie je steeds meer leuke beestjes en plantjes.
  • Nu is de tijd gekomen, om rustig aan, dieren in te brengen. Liefst nog geen vissen, maar begin met lagere dieren, bv. Een stukje steen met olifantsoren of een sterk soort lederkoraal. Nooit teveel tegelijk.
    Hoe langer je wacht met het inbrengen van vissen, des te mooier ontwikkelen de lagere dieren en het levend steen zich.
  • Ben je in staat om het geduld op te brengen? Wacht dan een half jaar en schaf dan je eerste vissen aan. Het is het geduld waard.

Lagere dieren/ongewervelden algemeen

Om het geheel voor de beginner nog een beetje duidelijk en helder te houden, wordt niet de hele systematiek gevolgd maar waar mogelijk over groepen gesproken en hier en daar wat vereenvoudigd.

Als er gesproken wordt over een tropische lagere dieren aquarium wordt meestal een bak met anemonen, zachte en/of harde koralen bedoeld. Maar het begrip lagere dieren moet toch iets ruimer worden gezien, want we komen vertegenwoordigers uit ongeveer de volgende stammen in zeeaquaria tegen:

  • sponzen
  • neteldieren
  • ringwormen
  • geleedpotigen
  • weekdieren
  • stekelhuidigen

Beginnen we met de sponzen; het betreft meestal die soorten die met de levende steen meekomen en, afhankelijk van het functioneren van de bak, in leven blijven en zich zelfs kunnen vermeerderen. De fel gekleurde soorten die wel eens in de handel worden aangeboden zijn in het algemeen niet of moeilijk houdbaar.

Voor de stam der neteldieren, in het bijzonder van de klasse van de bloemdieren (Anthozoa), vinden we de meeste vertegenwoordigers in de bakken. Sprekend over lagere dieren worden ook meestal deze bloemdieren bedoeld. In de 18e eeuw was men er nog niet echt uit of het nu planten of dieren waren. De eigenschap van het zich vegetatief kunnen vermeerderen, wat planten ook kunnen, heeft ook aan deze onduidelijkheid bijgedragen.

Vegetatief vermeerderen wil zeggen dat de kolonie zich door afscheiden of groei op dezelfde of een andere steen kan vestigen (hechten). Soms groeit eerst een deel vast en scheidt zich in een later stadium van de moederkolonie af, soms gebeurt dit eerst. Het uiterlijk van de dieren en de verzamelnamen van sommige bloemdieren wekken bij de uitgesproken leek nog steeds verwarring. Want als je spreekt van zeeanemonen, zeeanjelieren en zeedahlia’s is er ogenschijnlijk en door de vorm een link met bloemen en dus ook met planten. Het zijn echter ontegenzeglijk dieren.

De Anthozoa zijn weer onderverdeeld in twee groepen (onderklassen) te weten de zesstraligen (Hexacorallia/Zoantharia) en de achtstraligen (Octocorallia/Alcyonaria). Het onderscheid tussen deze twee is dat de een zes of een meervoud van zes tentakels heeft en de ander altijd acht. De zesstraligen zijn of solitair of kolonievormend en worden weer onderverdeeld in de volgende groepen:

  • zeeanemonen (Actiniaria)
  • cylinderrozen (Ceriantharia)
  • steenkoralen (Scleractinia)
  • korstanemonen (Zoantharia)
  • juweelanemonen en schijfanemonen (Corallimorpharia)


De achtstraligen zijn meestal kolonievormen en onderverdeeld in de volgende groepen:

  • zachte- of lederkoralen (Alcyonacea)
  • hoornkoralen (Gorgonacea)
  • blauwe koralen (Coenothecalia)
  • zeeveren (Pennataularia)
  • buiskoralen (Stolonifera)

Van de Hexacorallia komen alleen de families van de eerste vijf groepen voor het aquarium in aanmerking, waarbij de steenkoralen weer een verhaal apart zijn en niet geschikt om mee te beginnen. Van de Octocorallia is de orde van de lederkoralen in de aquaristiek sterk vertegenwoordigd en de orde van de hoornkoralen aanmerkelijk minder vanwege het feit dat maar een paar soorten makkelijk houdbaar zijn.

Lederkoralen geslachten:

  • Sarcophyton
  • Sinularia
  • Lobophytum

Bij de lederkoralen valt op dat er sprake is van twee soorten poliepen. De ene soort poliep heeft vangarmpjes en heeft het uiterlijk van een bloempje, de andere soort is alleen als een bobbeltje op het dier waar te nemen. Deze laatste soort wordt omschreven als buispoliep en wordt onder andere gebruikt voor de waterhuishouding. Dit zie je doordat de dieren zich regelmatig leeg- en volpompen. Soms kan zo’n leeg gepompt dier eruit zien alsof zijn laatste uur heeft geslagen.

Sommige lederkoraalgeslachten hebben de eigenschap om te kunnen “vervellen”, dit is een normaal verschijnsel en duidt er niet op dat het dier dood gaat. Met het “vel” dat ze afstoten raken ze een hoop vuil en algen kwijt die op het weefsel van het dier zijn gaan groeien.

Alle makkelijk houdbare tropische bloemdieren hebben in hun weefsel eencellige algjes (Zoöxanthellen) die als een soort van groentetuintje voor het dier functioneren. Ze nemen afvalstoffen op en produceren voor hun gastheer voedingsstoffen. Deze algjes zijn, net zoals de hogere planten, zeer lichtbehoeftig en dientengevolge ook hun gastheer. De voedselbehoefte van de gastheer wordt door de activiteiten van deze algjes bijna in zijn geheel afgedekt. Deze symbiose zorgt er voor dat met een goede belichting en milieuomstandigheden deze bloemdieren in een aquarium makkelijk zijn te houden.

De ringwormen (Annelida) worden in aquaria onder andere door de klasse van de borstelwormen (Polychaeta) vertegenwoordigd. We kennen daar vele groepen (orden) van, o.a. de vrij levende borstelwormen met als beruchtste vertegenwoordiger de brandworm en de in kokers levende vastzittende borstelwormen. Deze laatste worden vertegenwoordigd door de zand- en viltkokerwormen (Hermellimorpha) en kokerwormen (Serpulimorpha). De vrij levende zijn goede afvalopruimers, de in kokers levende zijn planktoneters. Brandwormen kunnen ook aan andere sessiele lagere dieren vreten.

Van de geleedpotigen zijn met betrekking tot de houderij alleen de schaaldieren/kreeftachtigen (Crustacea) voor de aquariaan van belang. (Als voedseldieren spelen Artemia, Mysis, Krill, Daphnia en Copepoden een grote rol.) Deze schaaldieren zijn weer onder te verdelen in onder andere Bidsprinkhaankreeften en Tienpootkreeften (Decapoda). Deze laatste groep is van belang omdat daarin een aantal interessante families zijn ondergebracht: garnalen, heremietkreeften en krabben. Van de garnalen zijn de poetsgarnaal en kappersgarnaal bekend. Heremietkreeften komt men wat minder vaak in de handel tegen maar zijn daardoor niet minder interessant. Krabben worden in het algemeen als lastig ervaren en kunnen een hoop schade veroorzaken. Een aantal soorten, die met de levende steen meekomen, eten voornamelijk algen, voedselresten en detritus maar kunnen als ze uitgroeien stenen e.d. omgooien. Een enkele keer komt er een exemplaar mee die poliepen eet, in het bijzonder kostanemonen. De soort heeft een witachtig pantser met een oranje-bruine tekening. Omdat het moeilijk is om te oordelen of een krab schadelijk is of niet, zeker als ze niet groter zijn dan de nagel van een pink, is het beter om in principe elke krab uit de bak te verwijderen. Er worden krabben verkocht die absoluut geen kwaad doen maar u moet er wel rekening mee houden dat deze dieren sterk kunnen zijn en onze zorgvuldig gestapelde stenen kunnen verplaatsen met alle gevolgen van dien.

Van de schelp- of weekdieren (Mollusca) komen alleen van de Tweekleppigen (Bivalvia) in aanmerking: de doopvontschelpen (Tridacna spec.). De meeste in de handel verkrijgbare soorten zetten zich op het substraat vast met zogenaamde Byssus-draden, die aan de voet van de schelp zitten. Bij aankoop moet erop gelet worden dat de voet intact is. Vijlmossels en naaktslakken zijn voedselspecialisten of anderszins niet te houden.

De stekelhuidigen (Echinodermata) zijn ook in een aantal groepen te verdelen:

  • haarsterren (Crinoida)
  • zeekomkommers (Holothurioidea)
  • zeeëgels (Echinoidea)
  • zeesterren (Asteroidea)
  • slangsterren (Ophiuroidea)

Haarsterren komen niet in aanmerking, van de zeekomkommers zijn wel een aantal soorten geschikt. Van sommige soorten echter zijn gevallen bekend dat hun eieren of secretieproducten een heel vissenbestand kunnen doden. Ook bij sterfte van een zeekomkommer kan dit plaatsvinden.

Van de zee-egels is de diadeemzee-egel het meest bekend, een wiereneter bij uitstek. Ze kunnen de levende steen ook volkomen kaal schrapen, wat minder leuk is. Let op dat er bij transport geen lucht in het kauworgaan komt, want sit is fataal voor het dier. Door het dier onder water met de mond naar boven te houden kan de lucht met wat geluk weer ontsnappen. Ook deze dieren kunnen in sommige gevallen lichte stenen verplaatsen.

Een min of meer bekende zeester is de rode zeester en de blauwe zeester (Linckia spec.) die redelijk goed is te houden. Kussensterren zijn in het algemeen rovers en niet bij lagere dieren te houden. Omdat er over zeesterren niet zo veel bekend is, is deze groep meer voor gevorderden. Slangsterren zijn in het algemeen goede afvalopruimers en voor zover bekend niet schadelijk voor medebewoners.

Tenslotte nog de manteldieren (Tunicata), van deze onderstam komen alleen een paar vertegenwoordigers van de klasse der zakpijpen (Ascidiacea) in aquaria voor. Veelal meegekomen met de levende steen zijn ze moeilijk tot niet houdbaar (voedselspecialisme, planktoneters).

Verzorging en onderhoud

Voeding

Wat betreft het voer voor onze vissen wordt het ons tegenwoordig met het grote scala aan soorten diepvriesvoer wel makkelijk gemaakt: artemia, mysis, krill, etc. Echter de kwaliteit laat wel eens te wensen over, maar we kunnen hier zelf ook het nodige aan doen. Koop het voer bij een goede dierenspeciaalzaak met een behoorlijke omzet in dit soort producten. Beperk je tot het voer dat minder van het invriezen heeft te lijden, zoals visvlees, inktvis en mosselvlees. De kleine kreeftachtigen zoals artemia en mysis zijn niet altijd even vers en ruiken ook dien overeenkomstig, de vissen trekken er dan hun neus voor op. Vers voer kan natuurlijk ook, koolvis is goed voer en kan bij een andere viszaak gekocht worden. Een stukje voeren en de rest in de vriezer voor een volgende keer, in diepgevroren toestand kun je het makkelijk met behulp van een groenterasp verkleinen. Verse mosselen kun je ook met schaal en al direct invriezen.

Zijn de vissen eenmaal goed geacclimatiseerd dan nemen ze ook graag droog voer, het hoeft niet speciaal voor zeevissen te zijn (ze kunnen toch niet lezen). Gistvlokken of verse bakkersgist is ook goed voer en het is één van de weinige voedersoorten dat ook bestanddelen bevat die door met name lederkoralen goed wordt opgenomen.

Je kunt natuurlijk ook het voer zelf vangen, watervlooien worden graag gegeten maar ze gaan vanzelfsprekend vrij gauw dood in een zeewater milieu. Levende mysis (aasgarnaaltjes) is heel goed voer en het houdt de vissen ook nog enigszins actief. Pas op met zelf vangen, het water kan sterk vervuild zijn en het is daarom aan te raden het voer eerst met schoon water te spoelen voordat het wordt gevoerd.

De uitgesproken planteneters zoals doktersvissen, kunnen we sla en spinazi voeren. Eerst goed afspoelen daarna met een elastiekje aan een steentje inden anders gaat het drijven en is het voor de vissen minder interessant.

Hoe vaak voeren en hoeveel

Niet meer voeren dan de vissen in een paar minuten op hebben, een vis moet wel groeien en er goed gevuld uitzien. Gist, vooral de verse, niet te vaak voeren hooguit 1 of 2 keer per maand. Veel lagere dieren hoeven niet gericht gevoerd te worden, meestal hebben ze voldoende aan hetgeen er voorbij zweeft of leven van hun zooxanthellen  Anemonen kunnen we wel gericht voeren met een stukje vis- of mosselvlees. De overige goed houdbare vastzittende lagere dieren hebben allemaal kleine voedselfabriekjes in de vorm van eencellige algjes in hun weefsel. Deze algjes (zooxanthellen) leven van het licht en produceren onder andere suikers die door de gastheer worden opgenomen. Het zijn systemen die bij voldoende licht zich zelf in leven houden. Een vastzittend lager dier heeft meer aan een nieuwe lamp dan aan wekelijks een hoeveelheid mosselmelk of ander vloeibaar “lagere dieren voer” uit een flesje. Het belast alleen maar het filter en de afschuimer maakt overuren.

Sporenelementen

Maak van het aquarium geen chemische fabriek door er allerlei preparaten in te gooien, het gebruik van spoorelementen heeft alleen dan zin als je weet wat je doet en het kunt volgen. Beperk je in het begin alleen maar tot regelmatig water verversen, heb je het aquarium houden in de vingers en niet andersom dan kun je eventueel wat spoorelementen toevoegen.

Periodiek onderhoud en controle technische hulpmiddelen

De voorruit van een aquarium kan vrij snel bealgen, 2 keer per week de ruit schoonmaken is normaal. Voor de vissen maakt het niet uit of de ruit vuil is, wel voor de aquariaan aan de andere kant. Gebruik voor het schoonmaken een prop filterwatten of heel fijn (000) staalwol, pas hierbij op dat er geen koraalzand tussen komt want dit geeft onherroepelijk krassen. Staalwol eerst goed uitspoelen en na gebruik weggooien. Gebruik alleen als het hoog nodig is een stukje acrielglas (plastic) om harde vastzittende algen te verwijderen. Er zijn tegenwoordig meshouders (Tetra) in de handel die weinig krassen veroorzaken, mits goed gebruikt natuurlijk.

Controleer meerdere keren per week de filterwatten in de overloop, als deze dichtslibben kan dat een waterballet veroorzaken. Regelmatig vervangen of schoon spoelen.

Door spatten van het water kan er zoutaanslag op de TL-buizen worden gevormd, deze aanslag moet regelmatig met zoet water worden verwijderd. De aanslag heeft een negatieve invloed op de lichtopbrengst en levensduur van de lampen. Pas op met schoonmaken dat er geen water in de “waterdichte” fittingen loopt.

.

Alhoewel de generatie pompen die tegenwoordig op de markt is weinig onderhoud vraagt, is het toch noodzakelijk deze af en toe te reinigen. Is de pomp zodanig geconstrueerd dat er een voorfiltertje in zit – bijvoorbeeld bij sommige merken opvoerpompen – dan moet dit 1 keer per maand gecontroleerd en eventueel gereinigd worden. Circulatiepompen vragen een wat regelmatiger controle daar deze door wieren overgroeid kunnen worden en zo behoorlijk aan rendement verliezen. De roostertjes en korfjes oor de aanzuigopening kunnen vrij snel verstoppen door restjes alg of door draadjes van de filterwatten die tijdens het schoonmaken van de voorruit in het water komen. Het is tevens wenselijk om de pomp bijvoorbeeld eens in de maand uit de bak te halen, te demonteren en onder de kraan met een zachte borstel of rager schoon te maken. Denk hierbij ook aan de kleine kanaaltjes in het pomphuis die hier voor een goede watercirculatie – lees “smering” – zorg dragen. Vergeet niet het aanzuigkorfje opnieuw te plaatsen, u zult niet de eerste zijn die hierdoor een vis verspeelt.

Van circulatiepompen waarvan het motorgedeelte boven water hangt – bijvoorbeeld de Turbelle van Tunze – vraagt het motordeel en met name de lagers enig periodiek onderhoud. De omgevingstemperatuur van de pomp speelt hierbij ook een grote rol. Is deze relatief hoog dan zullen de lagers eerder uitdrogen en is een druppeltje olie noodzakelijk.

Afschuimers vragen ook het nodige onderhoud, op de eerste plaats de afschuimer zelf. Op de wanden hiervan vormt zich een laag die een negatieve invloed op de schuimvorming heeft, onder de kraan schoonmaken met een borstel. De verzamelbeker en met name de vernauwing die het schuim “samendrukt” moet zeker regelmatig schoon worden gemaakt. Na verloop van tijd kunnen we hier een donkerbruine laag waarnemen die zeker van invloed op de schuimvorming is en dientengevolge op het afschuimrendement, schoonmaken dus. Afschuimers die met lucht worden bedreven maken gebruik van een houtje of steentje. Het uitstroomhoutje is van lindehout gemaakt, produceert fijne bellen en werkt daardoor in het algemeen beter dan een steentje. Nadeel van deze houtjes is dat ze vrij snel dicht slibben en/of grote bellen gaan vormen, die weer een negatief effect op het afschuimrendement hebben. Steentjes gemaakt van keramisch materiaal gaan wat langer mee maar produceren wat grovere bellen, hier is duidelijk sprake van een compromis. Deze “oude”afschuimers worden bijna niet meer gebruikt en zijn vervangen door afschuimers die via de pomp lucht innemen en die lucht vermalen tot fijne luchtbelletjes.

Thermostaten hebben soms de vervelende eigenschap te blijven hangen, de verwarming wordt niet uitgeschakeld of juist niet ingeschakeld. Dagelijkse controle van de temperatuur is dus nodig. Een niet te zware verwarming, die bij wijze van spreken alleen maar hoeft bij te verwarmen geeft een extra veiligheid. Immers slaat de thermostaat niet meer uit dan is de capaciteit van de verwarming te klein om de bak in een kort tijdsbestek op een dermate hoge temperatuur te brengen dat dit slachtoffers zal geven. Bij condensvorming in de verwarming is er sprake van een klein lek in de afdichting en is het niet verantwoord deze verwarming nog langer te gebruiken. Staat de bak in een niet verwarmd vertrek dan is het aan te raden om een tweede verwarming van gelijke capaciteit in gebruik te hebben, gaat één van de verwarmingen kapot dan blijft er toch nog een redelijke verwarmingscapaciteit over. Een betere keuze is de door een digitale thermostaat aangestuurde verwarming die het nadeel van het bi metaaltje niet heeft.

Het meten van de temperatuur is al eerder ter sprake gekomen maar nogmaals de opmerking dat een thermometer kritisch bekeken moet worden. Gebruik af en toe een andere thermometer of vergelijk men met die van een collega aquariaan.

De doorstroming van het bio-filter kan na verloop van tijd  minder worden met alle mogelijke gevolgen. Bij een filter dat uit meerdere vakken bestaat kan beste een paar maal per jaar het substraat van één van de vakken doorwoeld worden, doe dit natuurlijk nooit met alle vakken tegelijk. Een mogelijk beter alternatief is om één keer per jaar één van de vakken van nieuw substraat te voorzien.

Water verversen behoort zeker tot de maandelijkse onderhoudsactiviteiten. Het aanmaken van zeewater laat nog weleens te wensen over, de heel snelle methode door een hoeveelheid zeezout in warm water op te lossen en dit vervolgens op temperatuur te brengen en zo in de bak te kiepen is niet de juiste manier. Ook het aantal procenten aquariumwater dat we maandelijks verversen, afhankelijk van de grootte van de bak, moet op de eerder genoemde manier worden aangemaakt, dat wil zeggen:

Het is beter om de hoeveelheid zeezoutmengsel af te wegen, de juiste hoeveelheid water erbij en minimaal 24 uur beluchten.

Literatuur

De volgende boeken dienen ter ondersteuning:

*Gids en Handboek (NBZ)

*Korallenriff-aquarium Band 1 t/m 4

Deze beknopte infopagina is afgeleid van een aquariumcursus die door een viertal aquarianen, waaronder ondergetekende, tot stand is gekomen.

Vragen: Jacques van Ommen, ommen.x@gmail.com

Geen reacties

No comments yet.

RSS feed for comments on this post.

Sorry, the comment form is closed at this time.

Powered by WordPress